Het nieuwe landelijke professionele kader voor de Jeugdgezondheidszorg voor 0 tot 4-jarigen brengt een taakherschikking van jeugdarts naar jeugdverpleegkundige met zich mee. Verpleegkundigen krijgen steeds meer een rol aan de voorkant, als eerste aanspreekpunt voor ouders. Artsen worden vooral ingezet wanneer er echt iets aan de hand lijkt te zijn met een kind. Dit heeft impact op de samenwerking tussen jeugdarts en jeugdverpleegkundige. De ‘Pluis-niet pluis’-training van de NSPOH, een incompany traject, ondersteunt hierbij. Bij GGD Amsterdam is deze scholing inmiddels al helemaal ingeburgerd. Eveline Kok en Yvonne Olsthoorn van GGD Amsterdam vertellen er meer over.
(tekst gaat verder onder afbeelding)
‘Win-winsituatie voor onze jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen’
Eveline Kok (rechts op de foto) is jeugdarts KNMG en praktijkbegeleider van jeugdverpleegkundigen die de Pluis-niet pluis scholing volgen. Zij verzorgt ook zelf Pluis-niet pluis scholing. Yvonne Olsthoorn (links op de foto) is teamleider en jeugdverpleegkundige. In 2019 stapten zij samen naar het MT om te overleggen over de inzet van de Pluis-niet pluis scholing van de NSPOH binnen GGD Amsterdam. Eveline: ‘Omdat ik al lessen hierin verzorgde, wist ik wat voor impact de taakherschikking heeft op organisaties én wat organisaties ermee kunnen bereiken. Het Pluis-niet pluis traject is heel waardevol ter ondersteuning.’ In december 2019 startte GGD Amsterdam ermee. Inmiddels is het een ingeburgerde opleiding – op het moment van spreken zijn er 10 groepen van 16 personen incompany getraind en werken er jeugdverpleegkundigen met een Pluis-niet pluis certificaat op alle 35 locaties in Amsterdam en Amstelland van GGD Amsterdam.
Eveline: ‘Zowel voor de jeugdverpleegkundige als de jeugdarts wordt hun taak interessanter. Als verpleegkundige krijg je er nieuwe taken bij, je leert nieuwe screenings te doen en verdiept dus echt je vakgebied. Je kunt gezinnen bovendien meer continuïteit bieden. De jeugdarts ziet een kind bij 4 weken. Vervolgens besluiten we of het kind over kan naar de verpleegkundige of bij de jeugdarts terug moet komen. Daardoor gebeurt het steeds vaker dat je als jeugdverpleegkundige het eerste aanspreekpunt bent en kun je echt een band opbouwen met ouders. Je leert gezinnen goed kennen. Als jeugdarts zie je vooral nog kinderen waar iets mee aan de hand is, lichamelijk, gedragsmatig, of bijvoorbeeld op sociaal-emotioneel gebied, en kun je echt toegevoegde waarde bieden aan gezinnen. En doordat je minder spreekuurtijd hebt, heb je meer tijd voor andere zaken. Denk aan overleg met een kinderarts, een bezoekje aan het wijkteam, contact met een verloskundige.’ Yvonne vult aan: ‘En bijvoorbeeld ook aan coaching, overstijgende beleidstaken of netwerken.’
Jeugdverpleegkundigen krijgen in de training de tools om kinderen goed te onderzoeken en leren wanneer ze aan de bel moeten trekken bij een ‘niet-pluis’ gevoel. Eveline: ‘De theorie-scholing sluit echt aan op de dagelijkse praktijk, waarin de verpleegkundigen zorgvuldig begeleid worden door de jeugdartsen. Naar een hartje luisteren, de heupen onderzoeken; ze doen het eerst sámen in de spreekkamer en later steeds vaker alleen.’ Voor de jeugdartsen is het meteen een mooie manier om gefaseerd taken over te dragen. Yvonne: ‘We merken telkens weer dat het heel leuk werkt om onze jeugdverpleegkundigen in opleiding te koppelen aan een arts. Sommige jeugdartsen vonden het aanvankelijk best spannend om taken over te dragen. Zij krijgen dankzij het traject vertrouwen en leren om los te laten. Zo ontstaat een win-winsituatie.’
GGD Amsterdam pakte het gedegen aan. In 2019 draaiden ze eerst pilots met de training bij een aantal teams van medewerkers die wel wilden pionieren. Daarna volgde de fase van stedelijke implementatie, waarbij liefst hele locaties getraind werden. Yvonne: ‘Het werkte als een olievlek: de koplopers uit de pilot namen de andere teams mee.’ GGD Amsterdam draait nu drie groepen per jaar. Yvonne: ‘Zo’n vier à vijf maanden daarvoor heb ik contact met de NSPOH om alles af te stemmen. Dat verloopt heel soepel. De NSPOH heeft niet voor niets een goede naam: ze zijn geaccrediteerd, verzorgen goed onderwijs en hebben veel ervaring. Dat geeft een vertrouwd gevoel.’ Inmiddels is de fase van borging aangebroken. Yvonne: ‘We werken nu aan een traineeship voor alle nieuwe medewerkers, zowel artsen als verpleegkundigen. Na ongeveer een jaar heeft iedereen onze basisscholingen en de Pluis-niet pluis training gevolgd. Het is belangrijk om nieuwe medewerkers goed en gefaseerd mee te nemen in het vak. Er is zoveel moois om te leren in de JGZ.’
Welke leerpunten of tips heeft Yvonne, die de trainingsgroepen samen met NSPOH organiseert? Yvonne: ‘Allereerst hebben wij na de pilots een brede projectgroep opgezet voor de verdere uitrol. Naast Eveline en mijzelf zaten daar ook jeugdverpleegkundigen en artsen in die aan de pilot deelnamen. Ook hebben we naar de inrichting van ons plansysteem gekeken, want gaandeweg zijn er op de locaties zowel jeugdverpleegkundigen die het certificaat hebben als verpleegkundigen die de opleiding nog moeten volgen. Dat betekent iets voor het inplannen van consulten. Daarnaast hebben we gedurende het traject geleerd wélke consulten we onze jeugdverpleegkundigen precies willen laten overnemen van de artsen.’
Eveline: ‘We zien heel duidelijk de winst van de opleiding. Voorheen was er toch altijd wel een bepaalde hiërarchie tussen artsen en verpleegkundigen. Nu werken ze veel meer samen, ze bespreken meer casuïstiek samen, de lijntjes zijn korter. En doordat de jeugdarts de jeugdverpleegkundige tijdens het trainingstraject nauw begeleidt, leren ze elkaar ook beter kennen. Waardoor feedback geven over en weer makkelijker is. Onze teams zijn kortom meer team geworden! Dat hoor ik ook van andere collega’s.’ Yvonne: ‘Teams zijn ook flexibeler geworden als er bijvoorbeeld een krapte moet worden opgevangen. En wat ik heel vaak hoor van de jeugdverpleegkundigen is dat ze het zo’n leuke opleiding vinden. Ze voelen zich er zoveel sterker door in de spreekkamer.’
Inmiddels zijn in Nederland al heel wat GGD’en en Thuis-organisaties door de NSPOH geschoold. Eveline heeft nog een laatste tip: ‘Wil je ook met dit traject aan de slag? Bel dan gewoon eens een organisatie die het al volgt. Loop mee, kijk mee, alle JGZ-organisaties zijn met hetzelfde bezig en kunnen van elkaar leren.’ Yvonne: ‘Wie meer wil weten, mag altijd contact met mij opnemen!’
Voor meer informatie neem je contact op met de opleiders van de Pluis-niet pluis scholing door een mail te sturen naar pluis@nspoh.nl. Wil je meer weten over de opleidingen, klik dan op: