In de eerste helft van 2023 presenteerden 12 bedrijfsartsen in opleiding en verzekeringsartsen in opleiding de bevindingen van hun onderzoek. Hieronder een inkijk in de gepresenteerde resultaten.
Een aantal aios richtte hun onderzoek op factoren van invloed op verzuim en herstel.
Er zijn in Nederland 2 miljoen werkenden met één of meerdere chronische ziekte(s), iedere zieke heeft naast werk en de behandeling ook persoonlijke en sociale factoren die een rol spelen bij het herstel. De vraag is in hoeverre de persoonlijke en sociale factoren een invloed hebben herstel en ziektegedrag. Middels een kwalitatief onderzoek met vragenlijsten is er gekeken naar de invloed van sociale en persoonlijke factoren op ziektegedrag. Sympathiek empathisch en actieve engagement bleken significant geassocieerd met langer verzuim. Een vervolgonderzoek kan zich bezig houden met hoe je deze informatie en het effect van de sociale factoren kan gebruiken in de advisering om een positief effect uit te oefenen op ziektegedrag en/of herstel. In de revalidatiegeneeskunde worden de sociale contacten al benut om herstel te bevorderen.
Dit onderzoek betrof een verkennende literatuurstudie via PubMed naar het verband tussen omgeving en arbeidsongeschiktheid door depressie. Hierbij werd er gekeken naar zowel de leefomgeving als de werkomgeving. Van de 379 gevonden artikelen werden er drie prospectieve cohortstudies geïncludeerd. Voor de kwantificatie van depressie en de omgeving werden in de verschillende onderzoeken verschillende schalen en questionnaires gebruikt. Er kon wel geconcludeerd worden dat een slechtere kwaliteit van de werkomgeving bij depressieve symptomen leidt tot een hogere arbeidsongeschiktheid. Het verband met de leefomgeving zou onderwerp kunnen zijn voor vervolgstudies.
Een kwalitatief onderzoek richtte zich op bevorderende en belemmerende factoren in het re-integratietraject van vangnetters, waarbij met name belemmerende factoren gevonden werden. Belemmerende factoren voor het UWV waren onder andere het te weinig controleren van terechte ziekmelding, het niet meenemen van psychosociale klachten in de medische overwegingen, de onduidelijkheid van de plichten van de vangnetters gedurende de ziekteperiode en het niet erkennen van de Engelse taal als een communicatievaardigheid voor het werken. Belemmerende factoren voor de vangnetters zelf betrof onder andere taalbarrière, omgevingsfactoren, culturele aspecten, inkomenszekerheid en leeftijdsdiscriminatie. Bevorderende factoren vanuit het UWV waren modulaire diensten en het MDO. Voor vangnetters waren bevorderende factoren fysiek contact, werksfeer en het hebben gevolgd van een praktische opleiding.
Een ander deel van de aios richtte hun onderzoek op de begeleiding door de bedrijfsarts en het handelen bij specifieke onderwerpen.
Mensen die op latere leeftijd worden gediagnosticeerd met ASS krijgen nauwelijks begeleiding in vergelijking met de mensen die opgroeien met deze diagnose. Het complexe beloop met moeizame re-integratie was de eigen ervaring in de spreekkamer die aanleiding gaf tot dit onderzoek. Er is namelijk nauwelijks kennis beschikbaar over dit onderwerp.
De opbrengst van de semigestructureerde interviews leidde tot de conclusie dat er minder zwart-wit gedacht moet worden en er meer mensgericht beleid en maatwerk geleverd moet worden voor deze cliënten. Er is behoefte aan meer kennis, begrip, duidelijkheid en structuur.
Een andere aios onderzocht de begeleiding door bedrijfsartsen bij licht traumatisch hoofd- en hersenletsel. Met kwalitatief onderzoek is inzicht verkregen in hoe bedrijfsartsen de begeleiding vormgeven, welke knelpunten zij ervaren en wat zij nodig hebben om cliënten nog beter te kunnen begeleiden in de re-integratie. Concluderend kan worden gezegd dat bedrijfsartsen voornamelijk maatwerk leveren (gedoseerd opbouwen en rustmomenten, aanpassing taken, inzet fysiotherapeut/ergotherapeut bij disbalans), dat de duur van de beperking niet recht evenredig is met de impact van het trauma en dat bedrijfsartsen binnen dit onderzoek behoefte hebben aan meer praktische richtlijnen. Aanbeveling is om de richtlijnen aan te vullen met praktische handvatten voor de bedrijfsarts ten aanzien van de re-integratiebegeleiding en de aanwezige richtlijnen (NAH) beter onder de aandacht te brengen.
Conflicten leiden nogal eens tot ziekteverzuim. Voor de bedrijfsartsen is dit een uitdagend traject om te begeleiden. Om de rol van arts te beschermen en de situatie te demedicaliseren is er in dit retrospectief onderzoek gekeken of inzet van een conflictexpert kan leiden tot een afname van het aantal spreekuren/ escalaties. Helaas bleek er geen positief effect bij inzet van een conflictexpert. De escalaties vonden namelijk al plaats voordat het gesprek met de expert plaats vond. Aanbeveling richting werkgevers is om aan de bel te trekken vóórdat er sprake is van verzuim zodat de expert in een eerder stadium ingeschakeld kan worden.
Met een andere kwalitatieve studie zijn de afwegingen onderzocht van (bedrijfs)artsen om al dan niet te verwijzen naar een multidisciplinair revalidatietraject bij lage rugklachten. Uit de interviews bleek dat artsen verwachten dat een verwijzing naar een multidisciplinair traject tot betere resultaten op het gebied van verzuimreductie en duurzame inzetbaarheid zou leiden. Maar er waren meerdere redenen waarom het niet lukt om (snel) te verwijzen. Belemmerende factoren waren onder andere het financiële aspect voor werkgever/werknemer, ontbreken van interculturele trajecten, niet willen interveniëren met andere behandeltrajecten. Stimulerende factoren waren onder andere positieve ervaringen, kennis NVAB richtlijnen, dossieronderbouwing naar UWV, kostenreductie werkgever en maatschappij. Aanbevelingen ter bevordering van verwijzen zijn bewustwording en kennis over verwijzen, verwijsdrempel verlagen of wegnemen, extra tijd en/of ondersteuning bij verwijzing.
In twee andere onderzoeken zijn het opleidingsklimaat en redenen om te vertrekken bij het UWV onder de loep genomen.
Een belangrijk onderdeel binnen het opleidingsbeleidsplan van het UWV is het opleidingsklimaat. Dit bestaat uit verschillende factoren. Het doel van dit onderzoek was het identificeren van mogelijk zwakke/sterke punten anno 2021 in district Overijssel Gelderland Noord. Het betrof een herhaling van een onderzoek uit 2016. Middels vragenlijsten werden a(n)ios, opleiders en managers benaderd. Opvallend was een lage respons onder de a(n)ios. Resultaten uit de vragenlijsten wezen op conflicten op de werkvloer. Er werden zowel negatieve als positieve punten benoemd bij het werken op afstand. Vanwege de kleine populatie is de generaliseerbaarheid klein. Voor de toekomst is een herhaling van dit onderzoek noodzakelijk aangezien dit tijdens de coronacrisis was.
Met een kwalitatieve studie is tevens onderzoek gedaan naar de beweegredenen van anios om te vertrekken bij het UWV. Een zeer relevant onderwerp gezien het huidige tekort aan verzekeringsartsen. Verschillende factoren dragen bij aan de beweegredenen van anios om te vertrekken. Zo kwam naar voren dat het werk als minder betekenisvol wordt ervaren vanwege het beoordelen in plaats van behandelen en anios onvoldoende autonomie ervaren, maar ook dat verschil van mening of onvoldoende klik met de supervisor of de wens om de overstap te maken naar een ander vakgebied beweegredenen voor vertrek vormen. Dit zijn deels oorzaken waar het UWV invloed op kan uitoefenen en waarvan het van belang is dat hier structureel aandacht voor is om zo de uitstroom van anios te verkleinen en het tekort aan verzekeringsartsen in de toekomst te verkleinen. De discussie leverde nog een aantal extra aanbevelingen zoals net inzetten van de Capability-set-voor-werk-vragenlijst (ontwikkeld door prof. van der Klink). Daarnaast blijft maatwerk belangrijk voor het behouden van anios verzekeringsgeneeskunde.
Bij twee onderzoeken lag de focus op de werkwijze bij het UWV.
Een aios deed onderzoek naar een relatief nieuw onderwerp binnen de verzekeringsgeneeskunde, namelijk taakdelegatie bij WIA of EZWB beoordelingen. Hierin is verkend welke argumenten verzekeringsartsen hebben om niet met taakdelegatie te werken bij deze beoordelingen. Hiervoor is aan de hand van een groepsdiscussie en literatuur een vragenlijst geformuleerd. Deze is vervolgens uitgezet onder verschillende verzekeringsartsen in het land. Uit de resultaten blijkt dat de meerderheid van verzekeringsartsen die (nog) niet wil of kan werken met taakdelegatie in de hogere leeftijdscategorie zitten. Deze artsen werken reeds meer dan 15 jaar bij het UWV en zijn tevreden met de huidige manier van werken zonder taakdelegatie. Verlies van controle of invloed is één van de voornaamste redenen om niet met taakdelegatie te willen werken. Ook vertrouwen in de taakgedelegeerde, nut en werkplezier speelt een rol. Een mogelijkheid voor verder onderzoek is het kijken naar klanttevredenheid binnen taakdelegatie.
Langverzuim eindigt bij de WIA. Zieke medewerkers krijgen een brief waarin staat dat ze de WIA aanvraag mogen indienen, voor nadere informatie wordt verwezen naar de website van het UWV. De vraag is echter of het voor deze cliënten duidelijk is hoe de procedure werkt. Een aios heeft hier onderzoek naar gedaan middels het afnemen van vragenlijsten bij cliënten die voor een gesprek bij de verzekeringsarts komen op verschillende momenten. De deelname was tot nu toe nog beperkt, maar uit de eerste beschikbare informatie lijken de cliënten tevreden te zijn over de wijze van informatie verstrekking middels de brief en via de verzekeraar. Tevredenheid van de cliënten lijkt niet samen te hangen met een extra schriftelijke voorlichting.
Al met al zeer leerzame dagen met uiteenlopende onderzoeken die weer stof tot nadenken hebben opgeleverd!
Contact: Angarath van der Zee, a.vanderzee@nspoh.nl.
Dit verslag minisymposia NSPOH januari en april 2023 verscheen op 14 september 2023 via TBV-online.